bedaren
(v)
(afkoelen)
|
calmarsi
(v)
(afkoelen)
|
bedaren
(v)
(afkoelen)
|
placarsi
(v)
(afkoelen)
|
bedaren
(v)
(emotioneel gedrag)
|
calmarsi
(v)
(emotioneel gedrag)
|
bedaren
(v)
(verminderen)
|
decrescere
(v)
(verminderen)
|
bedaard
bedaren
bedaart
bedaarde
bedaarden
|
decrescendo
decresci
decrescono
decrescevano
decrescevi
|
bedaren
(v)
(verminderen)
|
ridursi
(v)
(verminderen)
|
bedaren
(v)
(wind)
|
calmarsi
(v)
(wind)
|
bedaren
(v)
(kalmeren)
|
pacificare
(v)
(kalmeren)
|
bedaard
bedaren
bedaart
bedaarde
bedaarden
|
pacificando
pacificano
pacifichi
pacificavano
pacificavi
|
bedaren
(v)
(verminderen)
|
limitare
(v)
(verminderen)
|
bedaard
bedaren
bedaart
bedaarde
bedaarden
|
limitando
limitano
limiti
limitavano
limitavi
|
bedaren
(v)
(verminderen)
|
diminuire
(v)
(verminderen)
|
bedaard
bedaren
bedaart
bedaarde
bedaarden
|
diminuendo
diminuisci
diminuiscono
diminuivano
diminuivi
|
bedaren
(v)
(wind)
|
spegnersi
(v)
(wind)
|
bedaren
(v)
(verminderen)
|
calare
(v)
(verminderen)
|
bedaard
bedaren
bedaart
bedaarde
bedaarden
|
calando
calano
cali
calavano
calavi
|
bedaren
(v)
(kalmeren)
|
placare
(v)
(kalmeren)
|
bedaard
bedaren
bedaart
bedaarde
bedaarden
|
placando
placano
plachi
placavano
placavi
|
bedaren
(v)
(kalmeren)
|
mitigare
(v)
(kalmeren)
|
bedaard
bedaren
bedaart
bedaarde
bedaarden
|
mitigando
mitigano
mitighi
mitigavano
mitigavi
|
bedaren
(v)
(kalmeren)
|
lenire
(v)
(kalmeren)
|
bedaard
bedaren
bedaart
bedaarde
bedaarden
|
lenendo
lenisci
leniscono
lenivano
lenivi
|
bedaren
(v)
(afkoelen)
|
raffreddarsi
(v)
(afkoelen)
|
bedaren
(v)
(kalmeren)
|
calmare
(v)
(kalmeren)
|
bedaard
bedaren
bedaart
bedaarde
bedaarden
|
calmando
calmano
calmi
calmavano
calmavi
|
bedaren
(v)
(kalmeren)
|
acquietare
(v)
(kalmeren)
|
bedaard
bedaren
bedaart
bedaarde
bedaarden
|
acquietando
acquietano
acquieti
acquietavano
acquietavi
|
bedaren
(v)
(wind)
|
placarsi
(v)
(wind)
|
bedaren
(v)
(verminderen)
|
ridurre
(v)
(verminderen)
|
bedaard
bedaren
bedaart
bedaarde
bedaarden
|
riducendo
riduci
riducono
riducevano
riducevi
|