afschrikken (v) (vrees) | mettere in fuga (v) (vrees) |
afschrikken (v) (vrees) | spaventarsi (v) (vrees) |
afschrikken (v) (algemeen) | disperdere (v) (algemeen) |
afschrikken (v) (vrees) | spaventare (v) (vrees) |
afschrikken (v) (algemeen) | mettere in fuga (v) (algemeen) |
afschrikken (v) (algemeen) | spaventare (v) (algemeen) |
afschrikken (v) (vrees) | atterrire (v) (vrees) |
afschrikken (v) (algemeen) | scacciare (v) (algemeen) |