aarzelen
(v)
(denigrerend)
|
esitare
(v)
(denigrerend)
|
geaarzeld
aarzelen
aarzelt
aarzelden
aarzelde
|
esitando
esitano
esiti
esitavano
esitavi
|
aarzelen
(v)
(geestestoestand)
|
titubare
(v)
(geestestoestand)
|
geaarzeld
aarzelen
aarzelt
aarzelden
aarzelde
|
titubando
titubano
titubi
titubavano
titubavi
|
aarzelen
(v)
(twijfelen)
|
tentennare
(v)
(twijfelen)
|
geaarzeld
aarzelen
aarzelt
aarzelden
aarzelde
|
tentennando
tentennano
tentenni
tentennavano
tentennavi
|
aarzelen
(v)
(geestestoestand)
|
tentennare
(v)
(geestestoestand)
|
geaarzeld
aarzelen
aarzelt
aarzelden
aarzelde
|
tentennando
tentennano
tentenni
tentennavano
tentennavi
|
aarzelen
(v)
(denigrerend)
|
vacillare
(v)
(denigrerend)
|
geaarzeld
aarzelen
aarzelt
aarzelden
aarzelde
|
vacillando
vacillano
vacilli
vacillavano
vacillavi
|
aarzelen
(v)
(twijfelen)
|
esitare
(v)
(twijfelen)
|
geaarzeld
aarzelen
aarzelt
aarzelden
aarzelde
|
esitando
esitano
esiti
esitavano
esitavi
|
aarzelen
(v)
(algemeen)
|
titubare
(v)
(algemeen)
|
geaarzeld
aarzelen
aarzelt
aarzelden
aarzelde
|
titubando
titubano
titubi
titubavano
titubavi
|
aarzelen
(v)
(geestestoestand)
|
vacillare
(v)
(geestestoestand)
|
geaarzeld
aarzelen
aarzelt
aarzelden
aarzelde
|
vacillando
vacillano
vacilli
vacillavano
vacillavi
|
aarzelen
(v)
(geestestoestand)
|
ondeggiare
(v)
(geestestoestand)
|
geaarzeld
aarzelen
aarzelt
aarzelden
aarzelde
|
ondeggiando
ondeggi
ondeggiano
ondeggiavano
ondeggiavi
|
aarzelen
(v)
(twijfelen)
|
titubare
(v)
(twijfelen)
|
geaarzeld
aarzelen
aarzelt
aarzelden
aarzelde
|
titubando
titubano
titubi
titubavano
titubavi
|
aarzelen
(v)
(geestestoestand)
|
esitare
(v)
(geestestoestand)
|
geaarzeld
aarzelen
aarzelt
aarzelden
aarzelde
|
esitando
esitano
esiti
esitavano
esitavi
|
aarzelen
(v)
(algemeen)
|
esitare
(v)
(algemeen)
|
geaarzeld
aarzelen
aarzelt
aarzelden
aarzelde
|
esitando
esitano
esiti
esitavano
esitavi
|
aarzelen
(v)
(algemeen)
|
vacillare
(v)
(algemeen)
|
geaarzeld
aarzelen
aarzelt
aarzelden
aarzelde
|
vacillando
vacillano
vacilli
vacillavano
vacillavi
|
aarzelen
(v)
(denigrerend)
|
ondeggiare
(v)
(denigrerend)
|
geaarzeld
aarzelen
aarzelt
aarzelden
aarzelde
|
ondeggiando
ondeggi
ondeggiano
ondeggiavano
ondeggiavi
|
aarzelen
(v)
(denigrerend)
|
titubare
(v)
(denigrerend)
|
geaarzeld
aarzelen
aarzelt
aarzelden
aarzelde
|
titubando
titubano
titubi
titubavano
titubavi
|
aarzelen
(v)
(algemeen)
|
tentennare
(v)
(algemeen)
|
geaarzeld
aarzelen
aarzelt
aarzelden
aarzelde
|
tentennando
tentennano
tentenni
tentennavano
tentennavi
|
aarzelen
(v)
(denigrerend)
|
tentennare
(v)
(denigrerend)
|
geaarzeld
aarzelen
aarzelt
aarzelden
aarzelde
|
tentennando
tentennano
tentenni
tentennavano
tentennavi
|
aarzelen
(v)
(twijfelen)
|
vacillare
(v)
(twijfelen)
|
geaarzeld
aarzelen
aarzelt
aarzelden
aarzelde
|
vacillando
vacillano
vacilli
vacillavano
vacillavi
|