aankunnen (v) (moeilijkheid) | far fronte a (v) (moeilijkheid) |
aankunnen (v) (moeilijkheid) | fronteggiare (v) (moeilijkheid) |
aankunnen (v) (moeilijkheid) | affrontare (v) (moeilijkheid) |
het niet meer aankunnen | non poterne più |
het niet meer aankunnen | non farcela più |
niet aankunnen | non essere all'altezza di |