aangeven
(v)
(politie)
|
denotare
(v)
(politie)
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
denotando
denotano
denoti
denotavano
denotavi
|
aangeven
(v)
(misdaad)
|
indicare
(v)
(misdaad)
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
indicando
indicano
indichi
indicavano
indicavi
|
aangeven
(v)
(duiden op)
|
denotare
(v)
(duiden op)
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
denotando
denotano
denoti
denotavano
denotavi
|
aangeven
(v)
(show)
|
indicare
(v)
(show)
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
indicando
indicano
indichi
indicavano
indicavi
|
aangeven
(v)
(show)
|
rivelare
(v)
(show)
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
rivelando
rivelano
riveli
rivelavano
rivelavi
|
aangeven
(v)
(show)
|
denotare
(v)
(show)
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
denotando
denotano
denoti
denotavano
denotavi
|
aangeven
(v)
(duiden op)
|
deferire
(v)
(duiden op)
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
deferendo
deferisci
deferiscono
deferivano
deferivi
|
aangeven
(v)
(politie)
|
indicare
(v)
(politie)
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
indicando
indicano
indichi
indicavano
indicavi
|
aangeven
(v)
(tol)
|
dichiarare
(v)
(tol)
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
dichiarando
dichiarano
dichiari
dichiaravano
dichiaravi
|
aangeven
(v)
(duiden op)
|
denunciare
(v)
(duiden op)
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
denunciando
denunci
denunciano
denunciavano
denunciavi
|
aangeven
(v)
(duiden op)
|
indicare
(v)
(duiden op)
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
indicando
indicano
indichi
indicavano
indicavi
|
aangeven
(v)
(tol)
|
sdoganare
(v)
(tol)
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
sdoganando
sdoganano
sdogani
sdoganavano
sdoganavi
|
aangeven
(v)
(misdaad)
|
deferire
(v)
(misdaad)
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
deferendo
deferisci
deferiscono
deferivano
deferivi
|
aangeven
(v)
(show)
|
dire
(v)
(show)
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
dicendo
dici
dicono
dicevano
dicevi
|
aangeven
(v)
(aanwijzing)
|
dire
(v)
(aanwijzing)
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
dicendo
dici
dicono
dicevano
dicevi
|
aangeven
(v)
(misdaad)
|
denunciare
(v)
(misdaad)
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
denunciando
denunci
denunciano
denunciavano
denunciavi
|
aangeven
(v)
(politie)
|
deferire
(v)
(politie)
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
deferendo
deferisci
deferiscono
deferivano
deferivi
|
aangeven
(v)
(tol)
|
svincolare
(v)
(tol)
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
svincolando
svincolano
svincoli
svincolavano
svincolavi
|
aangeven
(v)
(misdaad)
|
denotare
(v)
(misdaad)
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
denotando
denotano
denoti
denotavano
denotavi
|
aangeven
(v)
(aanwijzing)
|
indicare
(v)
(aanwijzing)
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
indicando
indicano
indichi
indicavano
indicavi
|
aangeven
(v)
(show)
|
manifestare
(v)
(show)
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
manifestando
manifestano
manifesti
manifestavano
manifestavi
|
aangeven
(v)
(politie)
|
denunciare
(v)
(politie)
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
denunciando
denunci
denunciano
denunciavano
denunciavi
|