voedsel
(n)
(n)
(voedingswaren)
|
aliment
(m)
(n)
(voedingswaren)
|
|
voedsel
(n)
(n)
(voedingswaren)
|
produit alimentaire
(m)
(n)
(voedingswaren)
|
|
voedsel
(n)
(n)
(voedingswaren)
|
aliment comestible
(m)
(n)
(voedingswaren)
|
|
voedsel
(n)
(n)
(voedingswaren)
|
denrée alimentaire
(f)
(n)
(voedingswaren)
|
|
voedsel
(n)
(n)
(voedingswaren)
|
manger
(m)
(n)
(voedingswaren)
|
|
voedsel
(n)
(n)
(dieren)
|
nourriture
(f)
(n)
(dieren)
|
|
voedsel
(n)
(n)
(voedingswaren)
|
denrées comestibles
(f)
(n)
(voedingswaren)
|
|
voedsel
(n)
(n)
(voedingswaren)
|
nourriture
(f)
(n)
(voedingswaren)
|
|
voedsel
(n)
(n)
(voedingswaren)
|
produit d'alimentation
(m)
(n)
(voedingswaren)
|
Voedsel Voorbeelden4 voorbeelden gevonden
|
versterkend voedsel
|
aliment nutritif
|
|
voedsel geven
|
donner la pâture à
|
|
voedsel geven
|
donner à manger à
|
|
voedsel geven
|
nourrir
|
Vertalen Voedsel in andere talen
