vervelen (v) (ergeren) | ennuyer (v) (ergeren) |
vervelen (v) (ergeren) | irriter (v) (ergeren) |
vervelen (v) (afschuw) | éc urer (v) (afschuw) |
vervelen (v) (geestelijke gewaarwording) | ennuyer (v) (geestelijke gewaarwording) |
vervelen (v) (ergeren) | embêter (v) (ergeren) |
vervelen (v) (ergeren) | énerver (v) (ergeren) |
vervelen (v) (afschuw) | lasser (v) (afschuw) |