verontschuldiging (f) (n) (Reden) | excuses (f) (n) (Reden) |
verontschuldiging (f) (n) (Reden) | pardon (m) (n) (Reden) |
verontschuldiging (f) (n) (Reden) | allégation (f) (n) (Reden) |
verontschuldiging (f) (n) (Reden) | prétexte (m) (n) (Reden) |
verontschuldiging (f) (n) (excuus) | excuse (f) (n) (excuus) |
verontschuldiging (f) (n) (voorwendsel) | pardon (m) (n) (voorwendsel) |
verontschuldiging (f) (n) (voorwendsel) | excuse (f) (n) (voorwendsel) |
verontschuldiging (f) (n) (voorwendsel) | excuses (f) (n) (voorwendsel) |
verontschuldiging (f) (n) (excuus) | allégation (f) (n) (excuus) |
verontschuldiging (f) (n) (excuus) | prétexte (m) (n) (excuus) |
verontschuldiging (f) (n) (excuus) | pardon (m) (n) (excuus) |
verontschuldiging (f) (n) (excuus) | excuses (f) (n) (excuus) |
verontschuldiging (f) (n) (voorwendsel) | allégation (f) (n) (voorwendsel) |
verontschuldiging (f) (n) (voorwendsel) | prétexte (m) (n) (voorwendsel) |
verontschuldiging (f) (n) (Reden) | excuse (f) (n) (Reden) |