verhinderen (v) (algemeen) | entraver (v) (algemeen) |
verhinderen (v) (plan) | déjouer (v) (plan) |
verhinderen (v) (preventie) | gêner (v) (preventie) |
verhinderen (v) (preventie) | déjouer (v) (preventie) |
verhinderen (v) (plan) | frustrer (v) (plan) |
verhinderen (v) (poging) | gêner (v) (poging) |
verhinderen (v) (algemeen) | empêcher (v) (algemeen) |
verhinderen (v) (algemeen) | anticiper (v) (algemeen) |
verhinderen (v) (voorkomen) | pouvoir (m) (v) (voorkomen) |
verhinderen (v) (poging) | anticiper (v) (poging) |
verhinderen (v) (plan) | anticiper (v) (plan) |
verhinderen (v) (plan) | prévenir (v) (plan) |
verhinderen (v) (poging) | déjouer (v) (poging) |
verhinderen (v) (algemeen) | gêner (v) (algemeen) |
verhinderen (v) (algemeen) | déjouer (v) (algemeen) |
verhinderen (v) (poging) | frustrer (v) (poging) |
verhinderen (v) (plan) | gêner (v) (plan) |
verhinderen (v) (plan) | empêcher (v) (plan) |
verhinderen (v) (voorkomen) | entraver (v) (voorkomen) |
verhinderen (v) (plan) | pouvoir (m) (v) (plan) |
verhinderen (v) (preventie) | anticiper (v) (preventie) |
verhinderen (v) (preventie) | empêcher (v) (preventie) |
verhinderen (v) (preventie) | prévoir (v) (preventie) |
verhinderen (v) (poging) | prévenir (v) (poging) |
verhinderen (v) (algemeen) | prévenir (v) (algemeen) |
verhinderen (v) (poging) | entraver (v) (poging) |
verhinderen (v) (algemeen) | pouvoir (m) (v) (algemeen) |
verhinderen (v) (voorkomen) | prévoir (v) (voorkomen) |
verhinderen (v) (algemeen) | prévoir (v) (algemeen) |
verhinderen (v) (preventie) | prévenir (v) (preventie) |
verhinderen (v) (preventie) | entraver (v) (preventie) |
verhinderen (v) (poging) | pouvoir (m) (v) (poging) |
verhinderen (v) (voorkomen) | gêner (v) (voorkomen) |
verhinderen (v) (voorkomen) | déjouer (v) (voorkomen) |
verhinderen (v) (poging) | prévoir (v) (poging) |
verhinderen (v) (voorkomen) | empêcher (v) (voorkomen) |
verhinderen (v) (poging) | empêcher (v) (poging) |
verhinderen (v) (plan) | entraver (v) (plan) |
verhinderen (v) (preventie) | pouvoir (m) (v) (preventie) |
verhinderen (v) (plan) | prévoir (v) (plan) |
verhinderen (v) (voorkomen) | anticiper (v) (voorkomen) |
verhinderen (v) (voorkomen) | prévenir (v) (voorkomen) |