uitstoten
(v)
(groep)
|
frapper d'ostracisme
(v)
(groep)
|
uitstoten
(v)
(persoon)
|
renvoyer
(v)
(persoon)
|
uitgestoten
stoten uit
stoot uit
stieten uit
stiet uit
|
aient renvoyé
aies renvoyé
renvoie
|
uitstoten
(v)
(persoon)
|
chasser
(v)
(persoon)
|
uitgestoten
stoten uit
stoot uit
stieten uit
stiet uit
|
aient chassé
aies chassé
chasse
|
uitstoten
(v)
(persoon)
|
mettre à la porte
(v)
(persoon)
|
uitstoten
(v)
(persoon)
|
frapper d'ostracisme
(v)
(persoon)
|
uitstoten
(v)
(persoon)
|
balancer
(v)
(persoon)
|
uitgestoten
stoten uit
stoot uit
stieten uit
stiet uit
|
aient balancé
aies balancé
balance
|
uitstoten
(v)
(persoon)
|
jeter
(v)
(persoon)
|
uitgestoten
stoten uit
stoot uit
stieten uit
stiet uit
|
aient jeté
aies jeté
jette
|
uitstoten
(v)
(persoon)
|
vider
(v)
(persoon)
|
uitgestoten
stoten uit
stoot uit
stieten uit
stiet uit
|
aient vidé
aies vidé
vide
|
uitstoten
(v)
(persoon)
|
exclure
(v)
(persoon)
|
uitgestoten
stoten uit
stoot uit
stieten uit
stiet uit
|
aient exclu
aies exclu
exclus
|
uitstoten
(v)
(groep)
|
expulser
(v)
(groep)
|
uitgestoten
stoten uit
stoot uit
stieten uit
stiet uit
|
aient expulsé
aies expulsé
expulse
|
uitstoten
(v)
(groep)
|
projeter
(v)
(groep)
|
uitgestoten
stoten uit
stoot uit
stieten uit
stiet uit
|
aient projeté
aies projeté
projette
|
uitstoten
(v)
(groep)
|
chasser
(v)
(groep)
|
uitgestoten
stoten uit
stoot uit
stieten uit
stiet uit
|
aient chassé
aies chassé
chasse
|
uitstoten
(v)
(persoon)
|
flanquer à la porte
(v)
(persoon)
|
uitstoten
(v)
(groep)
|
exclure
(v)
(groep)
|
uitgestoten
stoten uit
stoot uit
stieten uit
stiet uit
|
aient exclu
aies exclu
exclus
|
uitstoten
(v)
(persoon)
|
expulser
(v)
(persoon)
|
uitgestoten
stoten uit
stoot uit
stieten uit
stiet uit
|
aient expulsé
aies expulsé
expulse
|
uitstoten
(v)
(persoon)
|
projeter
(v)
(persoon)
|
uitgestoten
stoten uit
stoot uit
stieten uit
stiet uit
|
aient projeté
aies projeté
projette
|