uitsteken (v) (hand) | tendre (m) (v) (hand) |
uitsteken (v) (voorwerpen) | être en avant (v) (voorwerpen) |
uitsteken (v) (uitpuilen) | dépasser (v) (uitpuilen) |
uitsteken (v) (constructie) | faire saillie (v) (constructie) |
uitsteken (v) (constructie) | dépasser (v) (constructie) |
uitsteken (v) (uitpuilen) | sortir (v) (uitpuilen) |
uitsteken (v) (algemeen) | être en avant (v) (algemeen) |
uitsteken (v) (algemeen) | faire saillie (v) (algemeen) |
uitsteken (v) (voorwerpen) | dépasser (v) (voorwerpen) |
uitsteken (v) (constructie) | sortir (v) (constructie) |
uitsteken (v) (algemeen) | dépasser (v) (algemeen) |
uitsteken (v) (uitpuilen) | faire saillie (v) (uitpuilen) |
uitsteken (v) (constructie) | être en avant (v) (constructie) |
uitsteken (v) (voorwerpen) | faire saillie (v) (voorwerpen) |