steken
(v)
(voorwerpen)
|
mettre
(v)
(voorwerpen)
|
gestoken
steken
steekt
stak
staken
|
aient mis
aies mis
mets
|
steken
(v)
(voorwerpen)
|
poignarder
(v)
(voorwerpen)
|
gestoken
steken
steekt
stak
staken
|
aient poignardé
aies poignardé
poignarde
|
steken
(v)
(insecten)
|
piquer
(v)
(insecten)
|
gestoken
steken
steekt
stak
staken
|
aient piqué
aies piqué
pique
|
steken
(v)
(geneeskunde)
|
fourrer
(v)
(geneeskunde)
|
gestoken
steken
steekt
stak
staken
|
aient fourré
aies fourré
fourre
|
steken
(v)
(plaatsen)
|
placer
(v)
(plaatsen)
|
gestoken
steken
steekt
stak
staken
|
aient placé
aies placé
place
|
steken
(v)
(plaatsen)
|
planter
(v)
(plaatsen)
|
gestoken
steken
steekt
stak
staken
|
aient planté
aies planté
plante
|
steken
(v)
(plaatsen)
|
piquer
(v)
(plaatsen)
|
gestoken
steken
steekt
stak
staken
|
aient piqué
aies piqué
pique
|
steken
(v)
(geneeskunde)
|
placer
(v)
(geneeskunde)
|
gestoken
steken
steekt
stak
staken
|
aient placé
aies placé
place
|
steken
(v)
(insecten)
|
poignarder
(v)
(insecten)
|
gestoken
steken
steekt
stak
staken
|
aient poignardé
aies poignardé
poignarde
|
steken
(v)
(mes)
|
piquer
(v)
(mes)
|
gestoken
steken
steekt
stak
staken
|
aient piqué
aies piqué
pique
|
steken
(v)
(voorwerpen)
|
enfoncer
(v)
(voorwerpen)
|
gestoken
steken
steekt
stak
staken
|
aient enfoncé
aies enfoncé
enfonce
|
steken
(v)
(voorwerpen)
|
fourrer
(v)
(voorwerpen)
|
gestoken
steken
steekt
stak
staken
|
aient fourré
aies fourré
fourre
|
steken
(v)
(geneeskunde)
|
planter
(v)
(geneeskunde)
|
gestoken
steken
steekt
stak
staken
|
aient planté
aies planté
plante
|
steken
(v)
(geneeskunde)
|
piquer
(v)
(geneeskunde)
|
gestoken
steken
steekt
stak
staken
|
aient piqué
aies piqué
pique
|
steken
(v)
(mes)
|
poignarder
(v)
(mes)
|
gestoken
steken
steekt
stak
staken
|
aient poignardé
aies poignardé
poignarde
|
steken
(v)
(geneeskunde)
|
enfoncer
(v)
(geneeskunde)
|
gestoken
steken
steekt
stak
staken
|
aient enfoncé
aies enfoncé
enfonce
|
steken
(v)
(plaatsen)
|
enfoncer
(v)
(plaatsen)
|
gestoken
steken
steekt
stak
staken
|
aient enfoncé
aies enfoncé
enfonce
|
steken
(v)
(plaatsen)
|
fourrer
(v)
(plaatsen)
|
gestoken
steken
steekt
stak
staken
|
aient fourré
aies fourré
fourre
|
steken
(v)
(gevoelens)
|
rester sur le c ur
(v)
(gevoelens)
|
steken
(v)
(voorwerpen)
|
poser
(v)
(voorwerpen)
|
gestoken
steken
steekt
stak
staken
|
aient posé
aies posé
pose
|
steken
(v)
(voorwerpen)
|
placer
(v)
(voorwerpen)
|
gestoken
steken
steekt
stak
staken
|
aient placé
aies placé
place
|
steken
(v)
(voorwerpen)
|
planter
(v)
(voorwerpen)
|
gestoken
steken
steekt
stak
staken
|
aient planté
aies planté
plante
|
steken
(v)
(voorwerpen)
|
piquer
(v)
(voorwerpen)
|
gestoken
steken
steekt
stak
staken
|
aient piqué
aies piqué
pique
|