schikking (f) (n) (plaatsing) | ordre (m) (n) (plaatsing) |
schikking (f) (n) (onderhandeling) | marché (m) (n) (onderhandeling) |
schikking (f) (n) (algemeen) | arrangement (m) (n) (algemeen) |
schikking (f) (n) (overeenkomst) | compromis (m) (n) (overeenkomst) |
schikking (f) (n) (overeenkomst) | accord (m) (n) (overeenkomst) |
schikking (f) (n) (plaatsing) | arrangement (m) (n) (plaatsing) |
schikking (f) (n) (voorbereiding) | préparatif (m) (n) (voorbereiding) |
schikking (f) (n) (plaatsing) | disposition (f) (n) (plaatsing) |
schikking (f) (n) (voorbereiding) | disposition (f) (n) (voorbereiding) |
schikking (f) (n) (onderhandeling) | affaire (f) (n) (onderhandeling) |
schikking (f) (n) (overeenkomst) | arrangement (m) (n) (overeenkomst) |
tot een schikking komen | s'entendre |
tot een schikking komen | conclure un accord |
tot een schikking komen | en venir à un arrangement |