pijnlijk (a) (geneeskunde) | qui fait mal (a) (geneeskunde) |
pijnlijk (a) (situatie) | gênant (a) (situatie) |
pijnlijk (a) (gevoelens) | pénible (a) (gevoelens) |
pijnlijk (a) (zintuiglijke gewaarwording) | qui fait mal (a) (zintuiglijke gewaarwording) |
pijnlijk (a) (gevoelens) | douloureux (a) (gevoelens) |
pijnlijk (a) (zintuiglijke gewaarwording) | endolori (a) (zintuiglijke gewaarwording) |
pijnlijk (a) (geneeskunde) | endolori (a) (geneeskunde) |
pijnlijk (a) (geneeskunde) | douloureux (a) (geneeskunde) |
pijnlijk (a) (situatie) | embarrassant (a) (situatie) |
pijnlijk (a) (zintuiglijke gewaarwording) | douloureux (a) (zintuiglijke gewaarwording) |
pijnlijk getroffen | blessé |
pijnlijk getroffen | désobligé |
pijnlijk getroffen | offensé |
pijnlijk getroffen | froissé |
pijnlijk getroffen | peiné |
pijnlijk zijn | faire mal |
pijnlijk zijn | avoir mal |