overtuigd (a) (overtuiging) | vraiment (a) (overtuiging) |
overtuigd (a) (overhaald) | convaincu (a) (overhaald) |
overtuigd (a) (overhaald) | sûr (a) (overhaald) |
overtuigd (a) (overtuiging) | bien sûr (a) (overtuiging) |
overtuigd (a) (overhaald) | persuadé (a) (overhaald) |
overtuigd (a) (overtuiging) | sûrement (a) (overtuiging) |
overtuigd (a) (overtuiging) | sûr (a) (overtuiging) |
overtuigd (a) (overtuiging) | absolument (a) (overtuiging) |
overtuigd (a) (overtuiging) | sans doute (a) (overtuiging) |
overtuigd (a) (overtuiging) | convaincu (a) (overtuiging) |
overtuigd (a) (overtuiging) | volontiers (a) (overtuiging) |
overtuigd (a) (overtuiging) | assurément (a) (overtuiging) |
overtuigd (a) (overtuiging) | très bien (a) (overtuiging) |
overtuigd (a) (overtuiging) | certes (a) (overtuiging) |
overtuigd (a) (overtuiging) | certainement (a) (overtuiging) |
overtuigd (a) (overtuiging) | persuadé (a) (overtuiging) |
overtuigd (o) (zelfverzekerd) | avec aplomb (o) (zelfverzekerd) |
overtuigd (o) (zelfverzekerd) | avec confiance (o) (zelfverzekerd) |