opschrikken
(v)
(verrassing)
|
faire peur à
(v)
(verrassing)
|
opschrikken
(v)
(dieren)
|
tressaillir
(v)
(dieren)
|
opgeschrikt
schrikt op
schrikken op
schrikten op
schrikte op
|
aient tressailli
aies tressailli
|
opschrikken
(v)
(dieren)
|
sursauter
(v)
(dieren)
|
opgeschrikt
schrikt op
schrikken op
schrikten op
schrikte op
|
aient sursauté
aies sursauté
sursaute
|
opschrikken
(v)
(verrassing)
|
tressaillir
(v)
(verrassing)
|
opgeschrikt
schrikt op
schrikken op
schrikten op
schrikte op
|
aient tressailli
aies tressailli
|
opschrikken
(v)
(vrees)
|
faire peur à
(v)
(vrees)
|
opschrikken
(v)
(vrees)
|
tressaillir
(v)
(vrees)
|
opgeschrikt
schrikt op
schrikken op
schrikten op
schrikte op
|
aient tressailli
aies tressailli
|
opschrikken
(v)
(vrees)
|
sursauter
(v)
(vrees)
|
opgeschrikt
schrikt op
schrikken op
schrikten op
schrikte op
|
aient sursauté
aies sursauté
sursaute
|
opschrikken
(v)
(verrassing)
|
effrayer
(v)
(verrassing)
|
opgeschrikt
schrikt op
schrikken op
schrikten op
schrikte op
|
aient effrayé
aies effrayé
effraye
|
opschrikken
(v)
(vrees)
|
effrayer
(v)
(vrees)
|
opgeschrikt
schrikt op
schrikken op
schrikten op
schrikte op
|
aient effrayé
aies effrayé
effraye
|
opschrikken
(v)
(verrassing)
|
sursauter
(v)
(verrassing)
|
opgeschrikt
schrikt op
schrikken op
schrikten op
schrikte op
|
aient sursauté
aies sursauté
sursaute
|
opschrikken
(v)
(dieren)
|
effrayer
(v)
(dieren)
|
opgeschrikt
schrikt op
schrikken op
schrikten op
schrikte op
|
aient effrayé
aies effrayé
effraye
|
opschrikken
(v)
(dieren)
|
faire peur à
(v)
(dieren)
|