ongerechtvaardigd (a) (inbreuk) | sans fondement (a) (inbreuk) |
ongerechtvaardigd (a) (gedrag) | injustifiable (a) (gedrag) |
ongerechtvaardigd (a) (inbreuk) | invalide (m) (a) (inbreuk) |
ongerechtvaardigd (a) (argument) | injustifié (a) (argument) |
ongerechtvaardigd (a) (inbreuk) | injustifié (a) (inbreuk) |
ongerechtvaardigd (a) (argument) | invalide (m) (a) (argument) |
ongerechtvaardigd (a) (inbreuk) | non valable (a) (inbreuk) |
ongerechtvaardigd (a) (gedrag) | sans fondement (a) (gedrag) |
ongerechtvaardigd (a) (inbreuk) | non justifié (a) (inbreuk) |
ongerechtvaardigd (a) (gedrag) | invalide (m) (a) (gedrag) |
ongerechtvaardigd (a) (argument) | non valable (a) (argument) |
ongerechtvaardigd (a) (gedrag) | dénué de tout fondement (a) (gedrag) |
ongerechtvaardigd (a) (gedrag) | non justifié (a) (gedrag) |
ongerechtvaardigd (a) (inbreuk) | dénué de tout fondement (a) (inbreuk) |
ongerechtvaardigd (a) (argument) | non justifié (a) (argument) |
ongerechtvaardigd (a) (argument) | non valide (a) (argument) |
ongerechtvaardigd (a) (gedrag) | injustifié (a) (gedrag) |
ongerechtvaardigd (a) (argument) | sans fondement (a) (argument) |
ongerechtvaardigd (a) (argument) | injustifiable (a) (argument) |
ongerechtvaardigd (a) (inbreuk) | injustifiable (a) (inbreuk) |
ongerechtvaardigd (a) (argument) | dénué de tout fondement (a) (argument) |
ongerechtvaardigd (a) (gedrag) | non valide (a) (gedrag) |
ongerechtvaardigd (a) (inbreuk) | non valide (a) (inbreuk) |
ongerechtvaardigd (a) (gedrag) | non valable (a) (gedrag) |