noemen
(v)
(voorwerpen)
|
nommer
(v)
(voorwerpen)
|
genoemd
noemen
noemt
noemde
noemden
|
aient nommé
aies nommé
nomme
|
noemen
(v)
(algemeen)
|
citer
(v)
(algemeen)
|
genoemd
noemen
noemt
noemde
noemden
|
aient cité
aies cité
cite
|
noemen
(v)
(beschrijving)
|
étiqueter comme
(v)
(beschrijving)
|
noemen
(v)
(persoon)
|
appeler
(v)
(persoon)
|
genoemd
noemen
noemt
noemde
noemden
|
aient appelé
aies appelé
appelle
|
noemen
(v)
(algemeen)
|
appeler
(v)
(algemeen)
|
genoemd
noemen
noemt
noemde
noemden
|
aient appelé
aies appelé
appelle
|
noemen
(v)
(persoon)
|
nommer
(v)
(persoon)
|
genoemd
noemen
noemt
noemde
noemden
|
aient nommé
aies nommé
nomme
|
noemen
(v)
(algemeen)
|
dénommer
(v)
(algemeen)
|
noemen
(v)
(beschrijving)
|
qualifier de
(v)
(beschrijving)
|
noemen
(v)
(persoon)
|
citer
(v)
(persoon)
|
genoemd
noemen
noemt
noemde
noemden
|
aient cité
aies cité
cite
|
noemen
(v)
(naam - transitief)
|
citer
(v)
(naam - transitief)
|
genoemd
noemen
noemt
noemde
noemden
|
aient cité
aies cité
cite
|
noemen
(v)
(naam - transitief)
|
nommer
(v)
(naam - transitief)
|
genoemd
noemen
noemt
noemde
noemden
|
aient nommé
aies nommé
nomme
|
noemen
(v)
(naam - transitief)
|
appeler
(v)
(naam - transitief)
|
genoemd
noemen
noemt
noemde
noemden
|
aient appelé
aies appelé
appelle
|
noemen
(v)
(algemeen)
|
désigner
(v)
(algemeen)
|
noemen
(v)
(beschrijving)
|
qualifier
(v)
(beschrijving)
|
genoemd
noemen
noemt
noemde
noemden
|
aient qualifié
aies qualifié
qualifie
|
noemen
(v)
(voorwerpen)
|
citer
(v)
(voorwerpen)
|
genoemd
noemen
noemt
noemde
noemden
|
aient cité
aies cité
cite
|
noemen
(v)
(algemeen)
|
nommer
(v)
(algemeen)
|
genoemd
noemen
noemt
noemde
noemden
|
aient nommé
aies nommé
nomme
|
noemen
(v)
(voorwerpen)
|
appeler
(v)
(voorwerpen)
|
genoemd
noemen
noemt
noemde
noemden
|
aient appelé
aies appelé
appelle
|