netheid (f) (n) (fatsoen) | bonne grâce (f) (n) (fatsoen) |
netheid (f) (n) (algemeen) | propreté (f) (n) (algemeen) |
netheid (f) (n) (schoonmaken) | netteté (f) (n) (schoonmaken) |
netheid (f) (n) (algemeen) | netteté (f) (n) (algemeen) |
netheid (f) (n) (schoonmaken) | propreté (f) (n) (schoonmaken) |