meerekenen
(v)
(berekening)
|
calculer
(v)
(berekening)
|
meegerekend
rekent mee
rekenen mee
rekenden mee
rekende mee
|
aient calculé
aies calculé
calcule
|
meerekenen
(v)
(berekening)
|
comprendre
(v)
(berekening)
|
meegerekend
rekent mee
rekenen mee
rekenden mee
rekende mee
|
aient compris
aies compris
comprends
|
meerekenen
(v)
(uitgave)
|
comprendre
(v)
(uitgave)
|
meegerekend
rekent mee
rekenen mee
rekenden mee
rekende mee
|
aient compris
aies compris
comprends
|
meerekenen
(v)
(uitgave)
|
tenir compte de
(v)
(uitgave)
|
meerekenen
(v)
(uitgave)
|
inclure
(v)
(uitgave)
|
meegerekend
rekent mee
rekenen mee
rekenden mee
rekende mee
|
aient inclus
aies inclus
inclus
|
meerekenen
(v)
(plannen)
|
tenir compte de
(v)
(plannen)
|
meerekenen
(v)
(berekening)
|
tenir compte de
(v)
(berekening)
|
meerekenen
(v)
(berekening)
|
inclure
(v)
(berekening)
|
meegerekend
rekent mee
rekenen mee
rekenden mee
rekende mee
|
aient inclus
aies inclus
inclus
|
meerekenen
(v)
(plannen)
|
calculer
(v)
(plannen)
|
meegerekend
rekent mee
rekenen mee
rekenden mee
rekende mee
|
aient calculé
aies calculé
calcule
|
meerekenen
(v)
(berekening)
|
compter
(v)
(berekening)
|
meegerekend
rekent mee
rekenen mee
rekenden mee
rekende mee
|
aient compté
aies compté
compte
|
meerekenen
(v)
(plannen)
|
inclure
(v)
(plannen)
|
meegerekend
rekent mee
rekenen mee
rekenden mee
rekende mee
|
aient inclus
aies inclus
inclus
|