lijden
(n)
(n)
(zintuiglijke gewaarwording)
|
supplice
(m)
(n)
(zintuiglijke gewaarwording)
|
lijden
(n)
(n)
(algemeen)
|
torture
(f)
(n)
(algemeen)
|
lijden
(n)
(n)
(algemeen)
|
désespoir
(m)
(n)
(algemeen)
|
lijden
(n)
(n)
(zintuiglijke gewaarwording)
|
tourment
(m)
(n)
(zintuiglijke gewaarwording)
|
lijden
(n)
(n)
(algemeen)
|
angoisse
(f)
(n)
(algemeen)
|
lijden
(n)
(n)
(gevoelstoestand)
|
douleur
(f)
(n)
(gevoelstoestand)
|
lijden
(n)
(n)
(algemeen)
|
tourment
(m)
(n)
(algemeen)
|
lijden
(n)
(n)
(gevoelstoestand)
|
peine de c ur
(f)
(n)
(gevoelstoestand)
|
lijden
(n)
(n)
(algemeen)
|
chagrin
(m)
(n)
(algemeen)
|
lijden
(n)
(n)
(zintuiglijke gewaarwording)
|
chagrin
(m)
(n)
(zintuiglijke gewaarwording)
|
lijden
(n)
(n)
(gevoelstoestand)
|
supplice
(m)
(n)
(gevoelstoestand)
|
lijden
(n)
(n)
(gevoelstoestand)
|
désolation
(f)
(n)
(gevoelstoestand)
|
lijden
(n)
(n)
(algemeen)
|
peine de c ur
(f)
(n)
(algemeen)
|
lijden
(n)
(n)
(gevoelstoestand)
|
chagrin
(m)
(n)
(gevoelstoestand)
|
lijden
(n)
(n)
(algemeen)
|
supplice
(m)
(n)
(algemeen)
|
lijden
(n)
(n)
(zintuiglijke gewaarwording)
|
souffrance
(f)
(n)
(zintuiglijke gewaarwording)
|
lijden
(n)
(n)
(zintuiglijke gewaarwording)
|
douleur
(f)
(n)
(zintuiglijke gewaarwording)
|
lijden
(n)
(n)
(algemeen)
|
désolation
(f)
(n)
(algemeen)
|
lijden
(n)
(n)
(zintuiglijke gewaarwording)
|
torture
(f)
(n)
(zintuiglijke gewaarwording)
|
lijden
(n)
(n)
(algemeen)
|
affliction
(f)
(n)
(algemeen)
|
lijden
(n)
(n)
(gevoelstoestand)
|
mal
(m)
(n)
(gevoelstoestand)
|
lijden
(n)
(n)
(zintuiglijke gewaarwording)
|
mal
(m)
(n)
(zintuiglijke gewaarwording)
|
lijden
(n)
(n)
(zintuiglijke gewaarwording)
|
affliction
(f)
(n)
(zintuiglijke gewaarwording)
|
lijden
(n)
(n)
(algemeen)
|
souffrance
(f)
(n)
(algemeen)
|
lijden
(n)
(n)
(gevoelstoestand)
|
souffrance
(f)
(n)
(gevoelstoestand)
|
lijden
(n)
(n)
(gevoelstoestand)
|
tourment
(m)
(n)
(gevoelstoestand)
|
lijden
(n)
(n)
(gevoelstoestand)
|
désespoir
(m)
(n)
(gevoelstoestand)
|
lijden
(n)
(n)
(algemeen)
|
douleur
(f)
(n)
(algemeen)
|
lijden
(n)
(n)
(gevoelstoestand)
|
affliction
(f)
(n)
(gevoelstoestand)
|
lijden
(n)
(n)
(gevoelstoestand)
|
angoisse
(f)
(n)
(gevoelstoestand)
|
lijden
(n)
(n)
(algemeen)
|
mal
(m)
(n)
(algemeen)
|
lijden
(n)
(n)
(gevoelstoestand)
|
torture
(f)
(n)
(gevoelstoestand)
|
lijden
(n)
(v)
(gevolgen)
|
subir
(v)
(gevolgen)
|
geleden
lijden
lijdt
leden
leed
|
aient subi
aies subi
subis
|
lijden
(n)
(v)
(Verlies)
|
essuyer
(v)
(Verlies)
|
geleden
lijden
lijdt
leden
leed
|
aient essuyé
aies essuyé
essuie
|
lijden
(n)
(v)
(Verlies)
|
subir
(v)
(Verlies)
|
geleden
lijden
lijdt
leden
leed
|
aient subi
aies subi
subis
|
lijden
(n)
(v)
(gevolgen)
|
essuyer
(v)
(gevolgen)
|
geleden
lijden
lijdt
leden
leed
|
aient essuyé
aies essuyé
essuie
|
lijden
(n)
(v)
(gevolgen)
|
éprouver
(v)
(gevolgen)
|
lijden
(n)
(v)
(pijn)
|
subir
(v)
(pijn)
|
geleden
lijden
lijdt
leden
leed
|
aient subi
aies subi
subis
|
lijden
(n)
(v)
(pijn)
|
souffrir
(v)
(pijn)
|
geleden
lijden
lijdt
leden
leed
|
aient souffert
aies souffert
souffre
|
lijden
(n)
(v)
(Verlies)
|
éprouver
(v)
(Verlies)
|