gewoonlijk (o) (gebruik) | normalement (o) (gebruik) |
gewoonlijk (o) (gebruik) | généralement (o) (gebruik) |
gewoonlijk (o) (gebruik) | ordinairement (o) (gebruik) |
gewoonlijk (o) (gebruik) | communément (o) (gebruik) |
gewoonlijk (o) (gebruik) | d'habitude (o) (gebruik) |
gewoonlijk (o) (gebruik) | habituellement (o) (gebruik) |
gewoonlijk (o) (gebruik) | d'ordinaire (o) (gebruik) |
gewoonlijk (o) (gebruik) | à l'ordinaire (o) (gebruik) |
gewoonlijk doen | avoir l'habitude de |
zoals gewoonlijk | habituel |
zoals gewoonlijk | comme d'habitude |
zoals gewoonlijk | coutumier |
zoals gewoonlijk | d'usage |
zoals gewoonlijk | de coutume |