eisen (v) (noodzakelijkheid) | exiger (v) (noodzakelijkheid) |
eisen (v) (Eis) | insister sur (v) (Eis) |
eisen (v) (aanspraak) | réclamer (v) (aanspraak) |
eisen (v) (aanspraak) | exiger (v) (aanspraak) |
eisen (v) (noodzakelijkheid) | réclamer (v) (noodzakelijkheid) |
eisen (v) (aanspraak) | requérir (v) (aanspraak) |
eisen (v) (aanspraak) | demander (v) (aanspraak) |
eisen (v) (noodzakelijkheid) | requérir (v) (noodzakelijkheid) |
eisen (v) (noodzakelijkheid) | demander (v) (noodzakelijkheid) |
hoge eisen stellen aan | mettre à rude épreuve |
hoge eisen stellen aan | pousser à bout |
zijn tol eisen | faire payer un fort tribut |