binnenlaten (v) (persoon) | laisser entrer (v) (persoon) |
binnenlaten (v) (persoon) | faire entrer (v) (persoon) |
binnenlaten (v) (toestemming) | laisser entrer (v) (toestemming) |
binnenlaten (v) (water) | faire entrer (v) (water) |
binnenlaten (v) (water) | laisser entrer (v) (water) |
binnenlaten (v) (water) | admettre (v) (water) |
binnenlaten (v) (toestemming) | faire entrer (v) (toestemming) |
binnenlaten (v) (toestemming) | admettre (v) (toestemming) |
binnenlaten (v) (persoon) | admettre (v) (persoon) |