benijden (v) (algemeen) | envier (v) (algemeen) |
benijden (v) (misgunnen) | jalouser (v) (misgunnen) |
benijden (v) (misgunnen) | envier (v) (misgunnen) |
benijden (v) (algemeen) | jalouser (v) (algemeen) |
benijden (v) (algemeen) | être jaloux de (v) (algemeen) |
benijden (v) (misgunnen) | être jaloux de (v) (misgunnen) |
iemand iets niet benijden | ne pas envier quelqu'un |
niet benijden | ne pas envier |
niet benijdenswaardig | peu enviable |