belemmeren (n) (n) (hinderen) | colmatage (m) (n) (hinderen) |
belemmeren (n) (n) (hinderen) | obstruction (f) (n) (hinderen) |
belemmeren (n) (n) (hinderen) | encrassement (m) (n) (hinderen) |
belemmeren (n) (n) (hinderen) | empâtement (m) (n) (hinderen) |
belemmeren (n) (v) (activiteit) | entraver (v) (activiteit) |
belemmeren (n) (v) (obstakel) | déranger (v) (obstakel) |
belemmeren (n) (v) (activiteit) | gêner (v) (activiteit) |
belemmeren (n) (v) (plan) | frustrer (v) (plan) |
belemmeren (n) (v) (obstakel) | entraver (v) (obstakel) |
belemmeren (n) (v) (activiteit) | déranger (v) (activiteit) |
belemmeren (n) (v) (plan) | entraver (v) (plan) |
belemmeren (n) (v) (plan) | gêner (v) (plan) |
belemmeren (n) (v) (plan) | déjouer (v) (plan) |
belemmeren (n) (v) (obstakel) | gêner (v) (obstakel) |