weerstaan
(v)
(trotseren)
|
contravenir
(v)
(trotseren)
|
weerstaan
weerstaan
weerstaat
weerstond
weerstonden
|
contravenido
contravienen
contravienes
contravenías
contravenían
|
weerstaan
(v)
(verleiding)
|
resistir
(v)
(verleiding)
|
weerstaan
weerstaan
weerstaat
weerstond
weerstonden
|
resistido
resistes
resisten
resistían
resistías
|
weerstaan
(v)
(aanval)
|
superar
(v)
(aanval)
|
weerstaan
weerstaan
weerstaat
weerstond
weerstonden
|
superado
superan
superas
superabas
superaban
|
weerstaan
(v)
(aanval)
|
oponerse a
(v)
(aanval)
|
weerstaan
(v)
(aanval)
|
contravenir
(v)
(aanval)
|
weerstaan
weerstaan
weerstaat
weerstond
weerstonden
|
contravenido
contravienen
contravienes
contravenías
contravenían
|
weerstaan
(v)
(gevaar)
|
resistir a
(v)
(gevaar)
|
weerstaan
(v)
(aanval)
|
resistir a
(v)
(aanval)
|
weerstaan
(v)
(gevoelens)
|
resistir a
(v)
(gevoelens)
|
weerstaan
(v)
(emotioneel gedrag)
|
contravenir
(v)
(emotioneel gedrag)
|
weerstaan
weerstaan
weerstaat
weerstond
weerstonden
|
contravenido
contravienen
contravienes
contravenías
contravenían
|
weerstaan
(v)
(gevaar)
|
hacer frente a
(v)
(gevaar)
|
weerstaan
(v)
(gevaar)
|
contravenir
(v)
(gevaar)
|
weerstaan
weerstaan
weerstaat
weerstond
weerstonden
|
contravenido
contravienen
contravienes
contravenías
contravenían
|
weerstaan
(v)
(emotioneel gedrag)
|
resistir
(v)
(emotioneel gedrag)
|
weerstaan
weerstaan
weerstaat
weerstond
weerstonden
|
resistido
resistes
resisten
resistían
resistías
|
weerstaan
(v)
(trotseren)
|
superar
(v)
(trotseren)
|
weerstaan
weerstaan
weerstaat
weerstond
weerstonden
|
superado
superan
superas
superabas
superaban
|
weerstaan
(v)
(verleiding)
|
oponerse a
(v)
(verleiding)
|
weerstaan
(v)
(trotseren)
|
desafiar
(v)
(trotseren)
|
weerstaan
weerstaan
weerstaat
weerstond
weerstonden
|
desafiado
desafían
desafías
desafiaban
desafiabas
|
weerstaan
(v)
(trotseren)
|
resistir
(v)
(trotseren)
|
weerstaan
weerstaan
weerstaat
weerstond
weerstonden
|
resistido
resistes
resisten
resistían
resistías
|
weerstaan
(v)
(verleiding)
|
resistir a
(v)
(verleiding)
|
weerstaan
(v)
(emotioneel gedrag)
|
resistir a
(v)
(emotioneel gedrag)
|
weerstaan
(v)
(gevaar)
|
oponerse a
(v)
(gevaar)
|
weerstaan
(v)
(trotseren)
|
afrontar
(v)
(trotseren)
|
weerstaan
weerstaan
weerstaat
weerstond
weerstonden
|
afrontado
afrontas
afrontan
afrontabas
afrontaban
|
weerstaan
(v)
(gevoelens)
|
resistir
(v)
(gevoelens)
|
weerstaan
weerstaan
weerstaat
weerstond
weerstonden
|
resistido
resistes
resisten
resistían
resistías
|
weerstaan
(v)
(gevoelens)
|
superar
(v)
(gevoelens)
|
weerstaan
weerstaan
weerstaat
weerstond
weerstonden
|
superado
superan
superas
superabas
superaban
|
weerstaan
(v)
(emotioneel gedrag)
|
oponerse a
(v)
(emotioneel gedrag)
|
weerstaan
(v)
(gevaar)
|
desafiar
(v)
(gevaar)
|
weerstaan
weerstaan
weerstaat
weerstond
weerstonden
|
desafiado
desafían
desafías
desafiaban
desafiabas
|
weerstaan
(v)
(gevaar)
|
afrontar
(v)
(gevaar)
|
weerstaan
weerstaan
weerstaat
weerstond
weerstonden
|
afrontado
afrontas
afrontan
afrontabas
afrontaban
|
weerstaan
(v)
(aanval)
|
resistir
(v)
(aanval)
|
weerstaan
weerstaan
weerstaat
weerstond
weerstonden
|
resistido
resistes
resisten
resistían
resistías
|
weerstaan
(v)
(verleiding)
|
superar
(v)
(verleiding)
|
weerstaan
weerstaan
weerstaat
weerstond
weerstonden
|
superado
superan
superas
superabas
superaban
|
weerstaan
(v)
(trotseren)
|
oponerse a
(v)
(trotseren)
|
weerstaan
(v)
(verleiding)
|
contravenir
(v)
(verleiding)
|
weerstaan
weerstaan
weerstaat
weerstond
weerstonden
|
contravenido
contravienen
contravienes
contravenías
contravenían
|
weerstaan
(v)
(trotseren)
|
resistir a
(v)
(trotseren)
|
weerstaan
(v)
(emotioneel gedrag)
|
superar
(v)
(emotioneel gedrag)
|
weerstaan
weerstaan
weerstaat
weerstond
weerstonden
|
superado
superan
superas
superabas
superaban
|
weerstaan
(v)
(gevoelens)
|
oponerse a
(v)
(gevoelens)
|
weerstaan
(v)
(gevoelens)
|
contravenir
(v)
(gevoelens)
|
weerstaan
weerstaan
weerstaat
weerstond
weerstonden
|
contravenido
contravienen
contravienes
contravenías
contravenían
|
weerstaan
(v)
(trotseren)
|
hacer frente a
(v)
(trotseren)
|