uitwerking (f) (n) (algemeen) | eficacia (f) (n) (algemeen) |
uitwerking (f) (n) (algemeen) | efecto (m) (n) (algemeen) |
een averechtse uitwerking hebben | salir el tiro por la culata |
een uitwerking hebben op | producir efecto en |
met averechtse uitwerking | contraproducente |