uitlaten (v) (weglaten) | omitir (v) (weglaten) |
uitlaten (v) (persoon) | dejar salir (v) (persoon) |
uitlaten (v) (hond) | pasear (v) (hond) |
uitlaten (v) (persoon) | omitir (v) (persoon) |
uitlaten (v) (weglaten) | suprimir (v) (weglaten) |
uitlaten (v) (weglaten) | dejar salir (v) (weglaten) |
uitlaten (v) (persoon) | suprimir (v) (persoon) |