tegenstrijdig (a) (botsend) | contrastante (a) (botsend) |
tegenstrijdig (a) (algemeen) | ambivalente (a) (algemeen) |
tegenstrijdig (a) (botsend) | desacorde (a) (botsend) |
tegenstrijdig (a) (in tegenspraak) | contrario (m) (a) (in tegenspraak) |
tegenstrijdig (a) (algemeen) | que se contradice a sí mismo (a) (algemeen) |
tegenstrijdig (a) (in tegenspraak) | contradictorio (a) (in tegenspraak) |
tegenstrijdig (a) (algemeen) | paradójico (a) (algemeen) |
tegenstrijdig zijn | no estar de acuerdo con |
tegenstrijdig zijn | estar en conflicto |
tegenstrijdig zijn | entrar en conflicto con |
tegenstrijdig zijn | chocar con |
tegenstrijdig zijn | chocar |