opvrolijken
(v)
(feestje)
|
vivificar
(v)
(feestje)
|
opgevrolijkt
vrolijkt op
vrolijken op
vrolijkten op
vrolijkte op
|
vivificado
vivifican
vivificas
vivificaban
vivificabas
|
opvrolijken
(v)
(plaats)
|
animar
(v)
(plaats)
|
opgevrolijkt
vrolijkt op
vrolijken op
vrolijkten op
vrolijkte op
|
animado
animan
animas
animabas
animaban
|
opvrolijken
(v)
(opwekken)
|
infundir vida a
(v)
(opwekken)
|
opvrolijken
(v)
(opwekken)
|
animar
(v)
(opwekken)
|
opgevrolijkt
vrolijkt op
vrolijken op
vrolijkten op
vrolijkte op
|
animado
animan
animas
animabas
animaban
|
opvrolijken
(v)
(opwekken)
|
vivificar
(v)
(opwekken)
|
opgevrolijkt
vrolijkt op
vrolijken op
vrolijkten op
vrolijkte op
|
vivificado
vivifican
vivificas
vivificaban
vivificabas
|
opvrolijken
(v)
(feestje)
|
animar
(v)
(feestje)
|
opgevrolijkt
vrolijkt op
vrolijken op
vrolijkten op
vrolijkte op
|
animado
animan
animas
animabas
animaban
|
opvrolijken
(v)
(feestje)
|
dar vida
(v)
(feestje)
|
opvrolijken
(v)
(feestje)
|
infundir vida a
(v)
(feestje)
|
opvrolijken
(v)
(persoon)
|
animar
(v)
(persoon)
|
opgevrolijkt
vrolijkt op
vrolijken op
vrolijkten op
vrolijkte op
|
animado
animan
animas
animabas
animaban
|
opvrolijken
(v)
(plaats)
|
dar vida
(v)
(plaats)
|
opvrolijken
(v)
(feestje)
|
alegrar
(v)
(feestje)
|
opgevrolijkt
vrolijkt op
vrolijken op
vrolijkten op
vrolijkte op
|
alegrado
alegras
alegran
alegrabas
alegraban
|
opvrolijken
(v)
(opwekken)
|
dar vida
(v)
(opwekken)
|
opvrolijken
(v)
(plaats)
|
alegrar
(v)
(plaats)
|
opgevrolijkt
vrolijkt op
vrolijken op
vrolijkten op
vrolijkte op
|
alegrado
alegras
alegran
alegrabas
alegraban
|