aanvangen
(v)
(baan)
|
comenzar
(v)
(baan)
|
aangevangen
vangt aan
vangen aan
vingen aan
ving aan
|
comenzado
comienzas
comienzan
comenzaban
comenzabas
|
aanvangen
(v)
(algemeen)
|
comenzar
(v)
(algemeen)
|
aangevangen
vangt aan
vangen aan
vingen aan
ving aan
|
comenzado
comienzas
comienzan
comenzaban
comenzabas
|
aanvangen
(v)
(bespreking)
|
entablar
(v)
(bespreking)
|
aangevangen
vangt aan
vangen aan
vingen aan
ving aan
|
entablado
entablan
entablas
entablaban
entablabas
|
aanvangen
(v)
(bespreking)
|
iniciar
(v)
(bespreking)
|
aangevangen
vangt aan
vangen aan
vingen aan
ving aan
|
iniciado
inician
inicias
iniciabas
iniciaban
|
aanvangen
(v)
(bespreking)
|
empezar
(v)
(bespreking)
|
aangevangen
vangt aan
vangen aan
vingen aan
ving aan
|
empezado
empiezan
empiezas
empezabas
empezaban
|
aanvangen
(v)
(beginnen)
|
entablar
(v)
(beginnen)
|
aangevangen
vangt aan
vangen aan
vingen aan
ving aan
|
entablado
entablan
entablas
entablaban
entablabas
|
aanvangen
(v)
(beginnen)
|
comenzar
(v)
(beginnen)
|
aangevangen
vangt aan
vangen aan
vingen aan
ving aan
|
comenzado
comienzas
comienzan
comenzaban
comenzabas
|
aanvangen
(v)
(baan)
|
empezar
(v)
(baan)
|
aangevangen
vangt aan
vangen aan
vingen aan
ving aan
|
empezado
empiezan
empiezas
empezabas
empezaban
|
aanvangen
(v)
(baan)
|
entablar
(v)
(baan)
|
aangevangen
vangt aan
vangen aan
vingen aan
ving aan
|
entablado
entablan
entablas
entablaban
entablabas
|
aanvangen
(v)
(baan)
|
iniciar
(v)
(baan)
|
aangevangen
vangt aan
vangen aan
vingen aan
ving aan
|
iniciado
inician
inicias
iniciabas
iniciaban
|
aanvangen
(v)
(algemeen)
|
empezar
(v)
(algemeen)
|
aangevangen
vangt aan
vangen aan
vingen aan
ving aan
|
empezado
empiezan
empiezas
empezabas
empezaban
|
aanvangen
(v)
(beginnen)
|
emprender
(v)
(beginnen)
|
aangevangen
vangt aan
vangen aan
vingen aan
ving aan
|
emprendido
emprendes
emprenden
emprendían
emprendías
|
aanvangen
(v)
(bespreking)
|
emprender
(v)
(bespreking)
|
aangevangen
vangt aan
vangen aan
vingen aan
ving aan
|
emprendido
emprendes
emprenden
emprendían
emprendías
|
aanvangen
(v)
(beginnen)
|
empezar
(v)
(beginnen)
|
aangevangen
vangt aan
vangen aan
vingen aan
ving aan
|
empezado
empiezan
empiezas
empezabas
empezaban
|
aanvangen
(v)
(beginnen)
|
iniciar
(v)
(beginnen)
|
aangevangen
vangt aan
vangen aan
vingen aan
ving aan
|
iniciado
inician
inicias
iniciabas
iniciaban
|
aanvangen
(v)
(bespreking)
|
comenzar
(v)
(bespreking)
|
aangevangen
vangt aan
vangen aan
vingen aan
ving aan
|
comenzado
comienzas
comienzan
comenzaban
comenzabas
|
aanvangen
(v)
(algemeen)
|
entablar
(v)
(algemeen)
|
aangevangen
vangt aan
vangen aan
vingen aan
ving aan
|
entablado
entablan
entablas
entablaban
entablabas
|
aanvangen
(v)
(baan)
|
emprender
(v)
(baan)
|
aangevangen
vangt aan
vangen aan
vingen aan
ving aan
|
emprendido
emprendes
emprenden
emprendían
emprendías
|
aanvangen
(v)
(algemeen)
|
emprender
(v)
(algemeen)
|
aangevangen
vangt aan
vangen aan
vingen aan
ving aan
|
emprendido
emprendes
emprenden
emprendían
emprendías
|
aanvangen
(v)
(algemeen)
|
iniciar
(v)
(algemeen)
|
aangevangen
vangt aan
vangen aan
vingen aan
ving aan
|
iniciado
inician
inicias
iniciabas
iniciaban
|