verslappen
(v)
(verflauwen)
|
languish
(v)
(verflauwen)
|
verslapt
verslappen
verslapt
verslapten
verslapte
|
languished
languish
languish
languished
languished
languish
|
verslappen
(v)
(verminderen)
|
wane
(v)
(verminderen)
|
verslapt
verslappen
verslapt
verslapten
verslapte
|
waned
wane
wane
waned
waned
wane
|
verslappen
(v)
(verflauwen)
|
loose strength
(v)
(verflauwen)
|
verslappen
(v)
(verminderen)
|
diminish
(v)
(verminderen)
|
verslapt
verslappen
verslapt
verslapten
verslapte
|
diminished
diminish
diminish
diminished
diminished
diminish
|
verslappen
(v)
(verflauwen)
|
lose vitality
(v)
(verflauwen)
|
verslappen
(v)
(verminderen)
|
abate
(v)
(verminderen)
|
verslapt
verslappen
verslapt
verslapten
verslapte
|
abated
abate
abate
abated
abated
abate
|
verslappen
(v)
(verminderen)
|
decrease
(v)
(verminderen)
|
verslapt
verslappen
verslapt
verslapten
verslapte
|
decreased
decrease
decrease
decreased
decreased
decrease
|
verslappen
(v)
(verflauwen)
|
become weakened
(v)
(verflauwen)
|
verslappen
(v)
(verminderen)
|
lessen
(v)
(verminderen)
|
verslapt
verslappen
verslapt
verslapten
verslapte
|
lessened
lessen
lessen
lessened
lessened
lessen
|
verslappen
(v)
(verflauwen)
|
droop
(v)
(verflauwen)
|
verslapt
verslappen
verslapt
verslapten
verslapte
|
drooped
droop
droop
drooped
drooped
droop
|