schoonmaken
(n)
(n)
(algemeen)
|
cleaning up
(n)
(algemeen)
|
schoonmaken
(n)
(n)
(algemeen)
|
cleanup
(n)
(algemeen)
|
schoonmaken
(n)
(n)
(algemeen)
|
cleaning
(n)
(algemeen)
|
schoonmaken
(n)
(v)
(algemeen)
|
clean out
(v)
(algemeen)
|
schoonmaken
(n)
(v)
(algemeen)
|
empty
(v)
(algemeen)
|
schoongemaakt
maken schoon
maakt schoon
maakte schoon
maakten schoon
|
emptied
empty
empty
emptied
emptied
empty
|
schoonmaken
(n)
(v)
(van de ingewanden ontdoen)
|
draw
(v)
(van de ingewanden ontdoen)
|
schoongemaakt
maken schoon
maakt schoon
maakte schoon
maakten schoon
|
drawn
draw
draw
drew
drew
draw
|
schoonmaken
(n)
(v)
(algemeen)
|
cleanse
(v)
(algemeen)
|
schoongemaakt
maken schoon
maakt schoon
maakte schoon
maakten schoon
|
cleansed
cleanse
cleanse
cleansed
cleansed
cleanse
|
schoonmaken
(n)
(v)
(van de ingewanden ontdoen)
|
disembowel
(v)
(van de ingewanden ontdoen)
|
schoongemaakt
maken schoon
maakt schoon
maakte schoon
maakten schoon
|
disembowel(l)ed
disembowel
disembowel
disembowel(l)ed
disembowel(l)ed
disembowel
|
schoonmaken
(n)
(v)
(van de ingewanden ontdoen)
|
gut
(v)
(van de ingewanden ontdoen)
|
schoongemaakt
maken schoon
maakt schoon
maakte schoon
maakten schoon
|
gutted
gut
gut
gutted
gutted
gut
|
schoonmaken
(n)
(v)
(algemeen)
|
clean
(v)
(algemeen)
|
schoongemaakt
maken schoon
maakt schoon
maakte schoon
maakten schoon
|
cleaned
clean
clean
cleaned
cleaned
clean
|
schoonmaken
(n)
(v)
(algemeen)
|
clear
(v)
(algemeen)
|
schoongemaakt
maken schoon
maakt schoon
maakte schoon
maakten schoon
|
cleared
clear
clear
cleared
cleared
clear
|
schoonmaken
(n)
(v)
(van de ingewanden ontdoen)
|
eviscerate
(v)
(van de ingewanden ontdoen)
|
schoongemaakt
maken schoon
maakt schoon
maakte schoon
maakten schoon
|
eviscerated
eviscerate
eviscerate
eviscerated
eviscerated
eviscerate
|