buitensluiten (v) (persoon) | exclude (v) (persoon) |
buitensluiten (v) (verdringen) | keep out (v) (verdringen) |
buitensluiten (v) (algemeen) | shut out (v) (algemeen) |
buitensluiten (v) (verdringen) | crowd out (v) (verdringen) |
buitensluiten (v) (persoon) | shut out (v) (persoon) |
buitensluiten (v) (persoon) | leave out (v) (persoon) |
buitensluiten (v) (algemeen) | exclude (v) (algemeen) |
buitensluiten (v) (persoon) | debar (v) (persoon) |
zichzelf buitensluiten | lock oneself out |