vertragen | verlangsamen |
vertragen (v) (tijd) | verzögern (v) (tijd) |
vertragen (v) (algemeen) | die Geschwindigkeit herabsetzen (v) (algemeen) |
vertragen (v) (afremmen) | sich verlangsamen (v) (afremmen) |
vertragen (v) (snelheid) | herabsetzen (v) (snelheid) |
vertragen (v) (ontwikkeling) | verzögern (v) (ontwikkeling) |
vertragen (v) (tijd) | aufhalten (v) (tijd) |
vertragen (v) (snelheid) | verringern (v) (snelheid) |
vertragen (v) (openbaar vervoer) | verspäten (v) (openbaar vervoer) |
vertragen (v) (activiteit) | aufhalten (v) (activiteit) |
vertragen (v) (algemeen) | langsamer fahren (v) (algemeen) |
vertragen (v) (afremmen) | die Geschwindigkeit vermindern (v) (afremmen) |