verduidelijken
(v)
(ophelderen)
|
aufklären
(v)
(ophelderen)
|
verduidelijkt
verduidelijkt
verduidelijken
verduidelijkten
verduidelijkte
|
aufgeklart
klaren auf
klarst auf
klartest auf
klarten auf
klar(e) auf
|
verduidelijken
(v)
(probleem)
|
aufklären über
(v)
(probleem)
|
verduidelijken
(v)
(illustreren)
|
veranschaulichen
(v)
(illustreren)
|
verduidelijkt
verduidelijkt
verduidelijken
verduidelijkten
verduidelijkte
|
veranschaulicht
veranschaulichen
veranschaulichst
veranschaulichten
veranschaulichtest
veranschaulich(e)
|
verduidelijken
(v)
|
illustrieren
(v)
|
verduidelijkt
verduidelijkt
verduidelijken
verduidelijkten
verduidelijkte
|
illustriert
illustrieren
illustrierst
illustriertest
illustrierten
illustriere
|
verduidelijken
(v)
(illustreren)
|
illustrieren
(v)
(illustreren)
|
verduidelijkt
verduidelijkt
verduidelijken
verduidelijkten
verduidelijkte
|
illustriert
illustrieren
illustrierst
illustriertest
illustrierten
illustriere
|
verduidelijken
(v)
(algemeen)
|
erklären
(v)
(algemeen)
|
verduidelijken
(v)
(ophelderen)
|
erklären
(v)
(ophelderen)
|
verduidelijken
(v)
(algemeen)
|
verdeutlichen
(v)
(algemeen)
|
verduidelijkt
verduidelijkt
verduidelijken
verduidelijkten
verduidelijkte
|
verdeutlicht
verdeutlichen
verdeutlichst
verdeutlichten
verdeutlichtest
verdeutlich(e)
|