uitvegen
(n)
(n)
(schrijven)
|
Auslöschung
(f)
(n)
(schrijven)
|
uitvegen
(n)
(v)
(schrijven)
|
Ausradieren
(v)
(schrijven)
|
uitgeveegd
veegt uit
vegen uit
veegden uit
veegde uit
|
ausradiert
radierst aus
radieren aus
radierten aus
radiertest aus
radiere aus
|
uitvegen
(n)
(v)
(schoonmaken)
|
fegen
(v)
(schoonmaken)
|
uitgeveegd
veegt uit
vegen uit
veegden uit
veegde uit
|
gefegt
fegst
fegen
fegtest
fegten
feg(e)
|
uitvegen
(n)
(v)
(schrijven)
|
auslöschen
(v)
(schrijven)
|
uitvegen
(n)
(v)
(schoonmaken)
|
kehren
(v)
(schoonmaken)
|
uitgeveegd
veegt uit
vegen uit
veegden uit
veegde uit
|
gekehrt
kehrst
kehren
kehrtest
kehrten
kehr(e)
|
uitvegen
(n)
(v)
(schrijven)
|
verwischen
(v)
(schrijven)
|
uitgeveegd
veegt uit
vegen uit
veegden uit
veegde uit
|
verwischt
verwischst
verwischen
verwischtest
verwischten
verwisch(e)
|
uitvegen
(n)
(v)
(schoolbord)
|
auslöschen
(v)
(schoolbord)
|
uitvegen
(n)
(v)
(schrijven)
|
ausstreichen
(v)
(schrijven)
|
uitgeveegd
veegt uit
vegen uit
veegden uit
veegde uit
|
ausgestrichen
streichen aus
streichst aus
strichen aus
strichst aus
streich(e) aus
|
uitvegen
(n)
(v)
(schoolbord)
|
Auswischen
(v)
(schoolbord)
|
uitgeveegd
veegt uit
vegen uit
veegden uit
veegde uit
|
ausgewischt
wischen aus
wischst aus
wischten aus
wischtest aus
wisch(e) aus
|