uitmaken (v) (zekerheid) | sicher sein (v) (zekerheid) |
uitmaken (v) (deel) | darstellen (v) (deel) |
deel uitmaken van | gehören zu |
deel uitmaken van | ein Teil sein von |
voor zichzelf uitmaken | alleine herausfinden |
voor zichzelf uitmaken | alleine feststellen |