tevredenstellen (v) (voldoening) | gefallen (v) (voldoening) |
tevredenstellen (v) (behagen) | gefallen (v) (behagen) |
tevredenstellen (v) (persoon) | befriedigen (v) (persoon) |
tevredenstellen (v) (behagen) | zufrieden stellen (v) (behagen) |
tevredenstellen (v) (voldoening) | zufrieden stellen (v) (voldoening) |
tevredenstellen (v) (behagen) | gefällig sein (v) (behagen) |
tevredenstellen (v) (behagen) | belieben (v) (behagen) |
zich tevredenstellen met | sich zufrieden geben mit |