terugkomen | wiederholen |
terugkomen (v) (beweging) | zurückgehen (v) (beweging) |
terugkomen (v) (bezoek) | zurückkommen (v) (bezoek) |
terugkomen (v) (beweging) | zurückkommen (v) (beweging) |
terugkomen (v) (beweging) | wiederkehren (v) (beweging) |
terugkomen (v) (thuis) | zurückkommen (v) (thuis) |
terugkomen (v) (beweging) | zurückkehren (v) (beweging) |
terugkomen (v) (thuis) | nach hause kommen (v) (thuis) |
terugkomen (v) (beweging) | wiederkommen (v) (beweging) |
terugkomen (v) (bezoek) | noch einmal vorbeikommen (v) (bezoek) |
terugkomen (v) (gebeurtenis) | sich wiederholen (v) (gebeurtenis) |