tegelijk (o) (algemeen) | unter einem Mal (o) (algemeen) |
tegelijk (o) (tijd) | zur gleichen Zeit (o) (tijd) |
tegelijk (o) (algemeen) | auf einmal (o) (algemeen) |
tegelijk (o) (tijd) | gleichzeitig (o) (tijd) |
tegelijk (o) (algemeen) | gleichzeitig (o) (algemeen) |
allemaal tegelijk | insgesamt |
allemaal tegelijk | alle zusammen |