Oplopen — Nederlandse Duits vertaling14 vertalingen gevonden

oplopen anstecken
oplopen holen
oplopen zuziehen
oplopen (v) (ziekte) sich holen (v) (ziekte)
oplopen (v) (Verlies) erleiden (v) (Verlies)
oplopen (v) (nederlaag) davontragen (v) (nederlaag)
oplopen (v) (ziekte) sich zuziehen (v) (ziekte)
oplopen (v) (toename) vermehren (v) (toename)
oplopen (v) (Schuld) eingehen (v) (Schuld)
oplopen (v) (schade) Schaden nehmen (v) (schade)
oplopen (v) (toename) zunehmen (v) (toename)
oplopen (v) (ziekte) sich anstecken (v) (ziekte)
oplopen (v) (toename) wachsen (v) (toename)
oplopen (v) (nederlaag) sich zuziehen (v) (nederlaag)
Oplopen Voorbeelden2 voorbeelden gevonden
averij oplopen havarieren
een hersenschudding oplopen eine Gehirnerschütterung haben
Vertalen Oplopen in andere talen
Vertalen oplopen in Engels
Vertalen oplopen in Frans
Vertalen oplopen in Italiaans
Vertalen oplopen in Spaans
Vertalen oplopen in Portugees
Vertalen oplopen in Sloveens
Vertalen oplopen in Pools
Vertalen oplopen in Tsjechisch