Opdragen — vertaling Nederlandse Duits. Vertalen Opdragen in Duits

opdragen (v) (taak)	gebieten (v) (taak)
opgedragen draagt op dragen op droegen op droeg op	geboten gebieten gebietest geboten gebotest gebiet(e)
opdragen (v) (toewijden)	dedizieren (v) (toewijden)
opgedragen draagt op dragen op droegen op droeg op	dediziert dedizierst dedizieren dediziertest dedizierten dediziere
opdragen (v) (baan)	anweisen (v) (baan)
opgedragen draagt op dragen op droegen op droeg op	angewiesen weist an weisen an wiesest an wiesen an weis(e) an
opdragen (v) (toewijden)	widmen (v) (toewijden)
opgedragen draagt op dragen op droegen op droeg op	gewidmet widmest widmen widmeten widmetest widme
opdragen (v) (taak)	befehlen (v) (taak)
opgedragen draagt op dragen op droegen op droeg op	befohlen befiehlst befehlen befahlen befahlst befiehl
opdragen (v) (baan)	beauftragen (v) (baan)
opgedragen draagt op dragen op droegen op droeg op	beauftragt beauftragen beauftragst beauftragten beauftragtest beauftrag(e)
opdragen (v) (baan)	auftragen (v) (baan)
opgedragen draagt op dragen op droegen op droeg op	aufgetragen trägst auf tragen auf trugst auf trugen auf trag(e) auf
opdragen (v) (toewijden)	weihen (v) (toewijden)
opgedragen draagt op dragen op droegen op droeg op	geweiht weihen weihst weihten weihtest weih(e)

Vertalen Opdragen in andere talen

Opdragen — Nederlandse Duits vertaling8 vertalingen gevonden