onderbreken
|
einmischen
|
onderbroken
onderbreken
onderbreekt
onderbrak
onderbraken
|
eingemischt
mischen ein
mischst ein
mischten ein
mischtest ein
mische ein
|
onderbreken
(v)
(telefoon)
|
unterbrechen
(v)
(telefoon)
|
onderbroken
onderbreken
onderbreekt
onderbrak
onderbraken
|
unterbrochen
unterbrechen
unterbrichst
unterbrachst
unterbrachen
unterbrich
|
onderbreken
(v)
(continuïteit)
|
unterbrechen
(v)
(continuïteit)
|
onderbroken
onderbreken
onderbreekt
onderbrak
onderbraken
|
unterbrochen
unterbrechen
unterbrichst
unterbrachst
unterbrachen
unterbrich
|
onderbreken
(v)
(telefoon)
|
abbrechen
(v)
(telefoon)
|
onderbroken
onderbreken
onderbreekt
onderbrak
onderbraken
|
abgebrochen
brechen ab
brichst ab
brachen ab
brachst ab
brich ab
|
onderbreken
(v)
(bespreking)
|
sich einmischen
(v)
(bespreking)
|
onderbreken
(v)
(gesprek)
|
unterbrechen
(v)
(gesprek)
|
onderbroken
onderbreken
onderbreekt
onderbrak
onderbraken
|
unterbrochen
unterbrechen
unterbrichst
unterbrachst
unterbrachen
unterbrich
|
onderbreken
(v)
(bespreking)
|
dazwischenfahren
(v)
(bespreking)
|
onderbroken
onderbreken
onderbreekt
onderbrak
onderbraken
|
dazwischengefahren
fahren dazwischen
fährst dazwischen
fuhren dazwischen
fuhrst dazwischen
fahr(e) dazwischen
|
onderbreken
(v)
(bespreking)
|
einfallen
(v)
(bespreking)
|
onderbroken
onderbreken
onderbreekt
onderbrak
onderbraken
|
eingefallen
fällst ein
fallen ein
fielst ein
fielen ein
fall(e) ein
|