huiveren
(v)
(gevoelens)
|
schauern
(v)
(gevoelens)
|
gehuiverd
huivert
huiveren
huiverden
huiverde
|
geschauert
schauern
schauerst
schauertest
schauerten
schau(e)re
|
huiveren
(v)
(kou)
|
beben
(v)
(kou)
|
gehuiverd
huivert
huiveren
huiverden
huiverde
|
gebebt
bebst
beben
bebten
bebtest
beb(e)
|
huiveren
(v)
(gevoelens)
|
Grauen
(v)
(gevoelens)
|
gehuiverd
huivert
huiveren
huiverden
huiverde
|
gegraut
|
huiveren
(v)
(kou)
|
schlottern
(v)
(kou)
|
gehuiverd
huivert
huiveren
huiverden
huiverde
|
geschlottert
schlottern
schlotterst
schlottertest
schlotterten
schlott(e)re
|
huiveren
(v)
(vrees)
|
zittern
(v)
(vrees)
|
gehuiverd
huivert
huiveren
huiverden
huiverde
|
gezittert
zittern
zitterst
zitterten
zittertest
zitt(e)re
|
huiveren
(v)
(gevoelens)
|
Gänsehaut bekommen
(v)
(gevoelens)
|
huiveren
(v)
(kou)
|
bibbern
(v)
(kou)
|
gehuiverd
huivert
huiveren
huiverden
huiverde
|
gebibbert
bibbern
bibberst
bibberten
bibbertest
bibb(e)re
|
huiveren
(v)
(vrees)
|
Zusammenzucken
(v)
(vrees)
|
gehuiverd
huivert
huiveren
huiverden
huiverde
|
zusammengezuckt
zucken zusammen
zuckst zusammen
zuckten zusammen
zucktest zusammen
zuck(e) zusammen
|
huiveren
(v)
(kou)
|
schaudern
(v)
(kou)
|
gehuiverd
huivert
huiveren
huiverden
huiverde
|
geschaudert
schauderst
schaudern
schauderten
schaudertest
schaud(e)re
|
huiveren
(v)
(gevoelens)
|
schaudern
(v)
(gevoelens)
|
gehuiverd
huivert
huiveren
huiverden
huiverde
|
geschaudert
schauderst
schaudern
schauderten
schaudertest
schaud(e)re
|
huiveren
(v)
(kou)
|
zittern
(v)
(kou)
|
gehuiverd
huivert
huiveren
huiverden
huiverde
|
gezittert
zittern
zitterst
zitterten
zittertest
zitt(e)re
|
huiveren
(v)
(gevoelens)
|
gruseln
(v)
(gevoelens)
|
gehuiverd
huivert
huiveren
huiverden
huiverde
|
gegruselt
|
huiveren
(v)
(vrees)
|
schaudern
(v)
(vrees)
|
gehuiverd
huivert
huiveren
huiverden
huiverde
|
geschaudert
schauderst
schaudern
schauderten
schaudertest
schaud(e)re
|