eten (n) (n) (voedingswaren) | essen (n) (n) (voedingswaren) |
eten (n) (n) (voedingswaren) | Nahrung (f) (n) (voedingswaren) |
eten (n) (v) (dieren) | fressen (v) (dieren) |
eten (n) (v) (algemeen) | essen (v) (algemeen) |
eten (n) (v) | essen (v) |
eten (n) (v) (dieren) | essen (v) (dieren) |
eten (n) (o) (voedsel) | aufessen (o) (voedsel) |
eten (n) (o) (voedsel) | essen (o) (voedsel) |
dwingen te eten | stopfen |
dwingen te eten | zwingen zu essen |
het eten opdienen | auftischen |
zich graag meten met anderen | sich gerne mit anderen messen |