dwingen
(v)
(persoon)
|
Druck ausüben
(v)
(persoon)
|
dwingen
(v)
|
zwingen
(v)
|
gedwongen
dwingen
dwingt
dwongen
dwong
|
gezwungen
zwingst
zwingen
zwangst
zwangen
zwing(e)
|
dwingen
(v)
(verplichten)
|
pressen
(v)
(verplichten)
|
gedwongen
dwingen
dwingt
dwongen
dwong
|
gepresst
pressen
presst
pressten
presstest
presse
|
dwingen
(v)
(verplichten)
|
erzwingen
(v)
(verplichten)
|
gedwongen
dwingen
dwingt
dwongen
dwong
|
erzwungen
erzwingst
erzwingen
erzwangen
erzwangst
erzwing(e)
|
dwingen
(v)
(persoon)
|
zwingen
(v)
(persoon)
|
gedwongen
dwingen
dwingt
dwongen
dwong
|
gezwungen
zwingst
zwingen
zwangst
zwangen
zwing(e)
|
dwingen
(v)
|
erzwingen
(v)
|
gedwongen
dwingen
dwingt
dwongen
dwong
|
erzwungen
erzwingst
erzwingen
erzwangen
erzwangst
erzwing(e)
|
dwingen
(v)
(opleggen)
|
verpflichten
(v)
(opleggen)
|
gedwongen
dwingen
dwingt
dwongen
dwong
|
verpflichtet
verpflichtest
verpflichten
verpflichteten
verpflichtetest
verpflichte
|
dwingen
(v)
(verplichten)
|
verpflichten
(v)
(verplichten)
|
gedwongen
dwingen
dwingt
dwongen
dwong
|
verpflichtet
verpflichtest
verpflichten
verpflichteten
verpflichtetest
verpflichte
|
dwingen
(v)
(verplichten)
|
nötigen
(v)
(verplichten)
|
dwingen
(v)
(persoon)
|
unter Druck setzen
(v)
(persoon)
|
dwingen
(v)
(afdwingen)
|
in Kraft setzen
(v)
(afdwingen)
|
dwingen
(v)
(opleggen)
|
zwingen
(v)
(opleggen)
|
gedwongen
dwingen
dwingt
dwongen
dwong
|
gezwungen
zwingst
zwingen
zwangst
zwangen
zwing(e)
|
dwingen
(v)
(afdwingen)
|
aufzwingen
(v)
(afdwingen)
|
gedwongen
dwingen
dwingt
dwongen
dwong
|
aufgezwungen
zwingen auf
zwingst auf
zwangst auf
zwangen auf
zwing(e) auf
|
dwingen
(v)
(verplichten)
|
drängen
(v)
(verplichten)
|
dwingen
(v)
(verplichten)
|
zwingen
(v)
(verplichten)
|
gedwongen
dwingen
dwingt
dwongen
dwong
|
gezwungen
zwingst
zwingen
zwangst
zwangen
zwing(e)
|
dwingen
(v)
(afdwingen)
|
auferlegen
(v)
(afdwingen)
|
gedwongen
dwingen
dwingt
dwongen
dwong
|
auferlegt
erlegst auf
erlegen auf
erlegten auf
erlegtest auf
erleg(e) auf
|