doorstrepen
(n)
(n)
(schrijven)
|
auslöschen
(n)
(n)
(schrijven)
|
doorstrepen
(n)
(n)
(schrijven)
|
Auswischen
(n)
(n)
(schrijven)
|
doorgestreept
streept door
strepen door
streepten door
streepte door
|
ausgewischt
wischen aus
wischst aus
wischten aus
wischtest aus
wisch(e) aus
|
doorstrepen
(n)
(n)
(schrijven)
|
Ausradieren
(n)
(n)
(schrijven)
|
doorgestreept
streept door
strepen door
streepten door
streepte door
|
ausradiert
radierst aus
radieren aus
radierten aus
radiertest aus
radiere aus
|
doorstrepen
(n)
(v)
(schrijven)
|
Auswischen
(v)
(schrijven)
|
doorgestreept
streept door
strepen door
streepten door
streepte door
|
ausgewischt
wischen aus
wischst aus
wischten aus
wischtest aus
wisch(e) aus
|
doorstrepen
(n)
(v)
(schrijven)
|
streichen
(v)
(schrijven)
|
doorgestreept
streept door
strepen door
streepten door
streepte door
|
gestrichen
streichst
streichen
strichen
strichst
streich(e)
|
doorstrepen
(n)
(v)
(schrijven)
|
durchstreichen
(v)
(schrijven)
|
doorgestreept
streept door
strepen door
streepten door
streepte door
|
durchstrichen
durchstreichst
durchstreichen
durchstrichen
durchstrichst
durchstreich(e)
|
doorstrepen
(n)
(v)
(schrijven)
|
Ausradieren
(v)
(schrijven)
|
doorgestreept
streept door
strepen door
streepten door
streepte door
|
ausradiert
radierst aus
radieren aus
radierten aus
radiertest aus
radiere aus
|