binnengaan (v) (binnenkomen) | gehen in (v) (binnenkomen) |
binnengaan (v) (binnenkomen) | eintreten (v) (binnenkomen) |
binnengaan (v) (binnenkomen) | eingehen (v) (binnenkomen) |
binnengaan (v) (binnenkomen) | eintreten in (v) (binnenkomen) |
binnengaan (v) (binnenkomen) | einlaufen (v) (binnenkomen) |
binnengaan (v) (binnenkomen) | hineingehen (v) (binnenkomen) |
in groep binnengaan | hineinströmen |